Strontium aan de knikker

De berichten over Fukushima zorgden in 2011 terecht voor veel onrust, vooral in Japan. In het nieuws hoorden we jargon dat sinds de ramp in Tjernobyl (1986) niet meer klonk. Veel mensen vroegen zich af wat het nieuws betekent en wat ze ermee kúnnen. Dit stuk wil hierop een antwoord geven, zeker met het oog op de huidige internationale spanning rond Oekraïne. Allereerst een vereenvoudigde uitleg over straling en ten tweede advies over wat je tegen radioactieve stoffen kunt doen. Dit artikel schreef ik in 2011 en is bijgewerkt voor 2022.

Disclaimer:
Wederom dring ik aan op het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Wat u met de informatie doet, moet u zelf weten. In zo’n tijd leven we nou eenmaal.

Dus bij een kernramp: Raadpleeg uw huisarts (en succes).

1. Straling en isotopen.
Hier maak ik jargon duidelijk. In dit deel leg ik, als scheikundig ingenieur, uit wat ik ervan weet. Wie wil kán dit deel ook overslaan en direkt deel twee lezen (over voeding).

Alles om ons heen is opgebouwd uit atomen. Die herinneren sommigen zich nog van die kaart uit het scheikundelokaal, het ‘periodiek systeem der elementen’. Deze atomen zijn de bouwstenen voor moleculen. Ook DNA, ons genetisch materiaal, is een molecuul en het bestaat uit verschillende atomen. Het is de bedoeling dat het geen beschadigingen oploopt want dat kan leiden tot gedonder zoals tumoren of geboorteafwijkingen.
Met scheikunde verandert een atoom niet, met kernfysica wél. Daar gaat het dan over als in het nieuws wordt gesproken over strontium-90 of jodium-131. Dit zijn wat we noemen ‘isotopen’, varianten op het atoom strontium en jodium. Aan de hand van hun nummer kan je zien of een isotoop radioactief of ‘stabiel’ is. Zo is strontium-88 wél stabiel en ongevaarlijk, strontium-90 niet. Deze laatste is niet natuurlijk en een produkt van kernsplijting.
(Je mag overigens ook verkort ⁸⁸Sr en ⁹⁰Sr schrijven.)

Voorbeeld: waterstofisotopen. De atomen die we kennen noemen we de elementen. Ze hebben een nummer in een overzicht het genoemde periodiek systeem. Het nummer vertelt hoeveel protonen zo’n element bezit. Elementen (atomen) zijn opgebouwd uit kleinere deeltjes: protonen (positief), neutronen (neutraal) en electronen (negatief). Protonen en neutronen hebben een gewicht ‘1’ (zonder eenheden) en zitten in de kern van het atoom. Om deze kern draaien electronen die zo licht zijn dat we hun gewicht maar niet meerekenen. Stel het je voor als een planeet waar maantjes omheen draaien.
Het nummer achter het element vertelt hoeveel protonen + neutronen er in de kern zitten. Zo zijn er voor waterstof drie isotopen. Het kleinste en lichtste atoom is waterstof-1, opgebouwd met 1 proton in de kern en 1 electron dat er omheen draait. Met één neutron extra is het nog steeds waterstof, waterstof-2: ‘zwaar waterstof’ of deuterium. Je kunt nog één neutron toevoegen en dan heb je waterstof-3, tritium. Dit isotoop is instabiel. Het valt dan een keer uiteen en als dat gebeurt ontstaat er radioactieve straling. Waterstof is trouwens ook het enige element waarbij de isotopen een eigen letter hebben, respectievelijk H, D en T (in plaats van ¹H, ²H en ³H).

Straling bestaat als alfa, bèta en gammastralen. En dan zijn er nog neutronen en röntgenstralen. Gammastralen zijn een soort onzichtbaar licht met hoge energie, net als bij röntgenstralen. Je kunt het meten met een geigerteller. Bètastralen zijn electronen met enige massa en alfastralen zijn nog zwaardere heliumatomen. Gammastraling kan diep doordringen, bij bèta en alfa is dat minder. Bij isotopen die alfa en bèta stralers zijn bestaat vrees dat we ze binnen kunnen krijgen. Aangezien er voor de natuur geen verschil (een atoom is een atoom) is kunnen deze vreemde isotopen worden opgenomen in ons lichaam. Strontium lijkt ook nog erg op calcium en kan zo in onze botten komen. Behalve dat het dan in ons skelet zit, is het ook heel dichtbij ons beenmerg waar bloedcellen worden gemaakt. Stel je voor dat zo’n atoom, zo’n bouwsteentje, ineens verandert en daarbij een kogeltje (straling) afschiet wat een andere bouwsteen aanstoot en mogelijk verandert. Op dat knikkerspel zitten we niet te wachten. We willen ons DNA heel houden, hè? Bij radioactieve besmetting kan je ‘radicalen’ verwachten, brokstukken van stofjes die agressief op zoek zijn naar moleculen om zich aan vast te klampen. Dat kan dan beter weer niet je DNA zijn, je genetisch materiaal, immers: Dát kan het begin vormen van een tumor. Het ontstaan van radicalen is overigens een dagelijks fenomeen. Je hebt ze bijvoorbeeld ‘s ochtends wanneer je opstaat in je lichaam of als je veel uit de frituur eet. Compenseer daarom met antioxidanten.

Uit de ramp in Tjernobyl weten we dat een aantal isotopen uit zo’n kernramp kunnen vrijkomen. We hoorden over jodium-131, caesium-137 en strontium-90. Misschien ruthenium-103, neptunium-239 en plutonium-238 en/of plutonium-239.
Fukushima verschilt wel, onder andere om het feit dat ze daar ‘mixed oxygen fuel’ (MOX) gebruiken, een mengsel van uranium-235 en plutonium (kernafval). Vreemd genoeg kreeg Borssele in de zomer ná de ramp in Fukushima vergunning om ook met MOX te gaan werken. Greenpeace had ik daarvoor nog gepolst. Ze kozen ervoor om geen actie te voeren. Plutonium is een bijzonder nare stof waar in de jaren ’80 de milieubeweging nog wél fel op reageerde. Sinds de eerste Golfoorlog en daarbij het schieten met verarmd uranium boeit het ze niet meer.

Besmettingsmeter (Geigerteller)

Meten van straling gebeurde van oudsher met een Geiger-Müller telbuis (‘Geigerteller’). Dit apparaat ontwikkelt een hoogspanning. Deze spanning wordt naar een buis gebracht waar het aan de binnenwand een overmaat aan electronen geeft. Aan de binnenkant loopt dan een geleidende draad. De electronen ‘willen’ daarheen maar de afstand is te groot. De buis is echter ook gevuld met een gas. Wanneer dat getroffen wordt door gamma-straling, wordt het gas even geleidend en ontstaat er een soort bliksemoverslag. Telkens wanneer dat gebeurt, wordt er een tik gehoord. Dat is het principe en er zijn ook varianten.
Modernere besmettingsmeters kunnen ook andere vormen van radioactiviteit meten, alfa- en beta-straling.

2. Wat je er tegen kunt doen: voeding.
In het voorkomen en beperken van de effecten van radioactiviteit ken ik drie methoden. Die zal ik hier toelichten.

Verzadigen: Overheden delen bij kernrampen jodium uit, zoals kaliumjodide (soms letterlijk hetzelfde als voor het ontsmetten van wondjes). Het idee is dat als er een radioactieve vorm van jodium vrijkomt, ons lichaam het niet opneemt als het al genoeg veilig jodium binnen heeft gekregen. Er is domweg geen plaats meer voor jodium. Schoon water kan ook die rol vervullen, om radioactief waterstof (tritium) geen plaats te bieden. Nogmaals: Het idee is dat de radioactieve stoffen niet worden vastgelegd.
Afvoeren: Wie vergiftigt is met zware metalen, zoals kwik, die wil deze zo snel mogelijk uit het lichaam werken. Veel radioactieve isotopen zíjn gelijk aan zware metalen, stoffen als plutonium. Om dit te doen is er divers tegengif wat deze stoffen oppakt en de deur uit smijt. Veel van deze ‘uitsmijters’ noemen we chelators. Voorbeelden: Vitamine-C en N-acetylcysteïne (NAC, uit hoestoplosser).
Neutraliseren: Straling kan radicalen opleveren. Dat zijn halve moleculen die agressief om zich heen grijpen. Potentieel kunnen die DNA vernielen. Die straling kan van buiten ons lichaam komen óf van een radioactieve stof die ons lichaam binnen is gekomen. Die radicalen kunnen we neutraliseren voordat ze schade aanrichten, vooral met antioxidanten.

Voorbeelden van voeding en supplementen:

Lang geleden luisterde ik naar Gary Null’s podcast hieruit heb ik de meest praktische voeding/supplementen op een rijtje gezet. Dit rijtje is ook bruikbaar voor vóór en na een röntgenfoto (CT of CAT-scan), vliegreis of andere (be-)straling.

Vitamines: B complex, C, D, E en F. Vooral vitamine C is een belangrijke anti-oxidant die je ook na een röntgenfoto of luchtreis kunt innemen: 2000 milligram of zelfs meer. Vitamine D vind je in vis en vlees. Vitamine F zit in olijfolie.
Mineralen: Zink voert ongewenste stoffen af (cheleert). Grijs zeezout is ook een goede bron van mineralen, inclusief gezond jodium. Verder zit het in pompoenpitten, geroosterd of als pasta. Magnesium is ook een aanrader. Dat koop ik als vlokken in zakken van 4 kg als magnesiumchloride, opgeboord in Groningen uit de Zechsteinzee. Organisch zink neem ik in als zinkacetaat wat ik koop bij zo’n ouderwetse drogist in Leiden (Bik).
Citrus: Dit is uiteraard een mooie manier om aan vitamine C te komen. Bitter of niet, je doet er goed aan om de vruchten in z’n geheel in te nemen. Het witte en de olie in de schil bevatten ook gezonde stoffen. Vermaal een hele (onbespoten) vrucht en doe je best (of voeg er palmsuiker aan toe tot het lukt). De grapefruit is wat dat betreft de gezondste. Zelf eet ik de schil ervan als stukjes door de yoghurt. In die schil zit pectine en dat voert ook zware metalen af. Appelschil heeft dat ook.
Uien, prei en knoflook: De hele familie look (allium) heeft gezonde effecten. Het heeft onder meer een chelerende werking en voert zware metalen af. Knoflook is een bron van seleen, tegengif voor kwik.
Zeegroenten: In de supermarkt vinden we zeekraal en chuka wakame. Ook andere soorten treffen we in de biologische winkel:  rode (tegen plutonium), groene (tegen cesium) of bruine zeegroenten (kelp). Hier zit ook weer jodium in. Alginaat is hierin ook een belangrijke component.
Groene groenten: Zeker ook hier weer erg gezond. Dat bladgroen doet veel goed voor ons: veldsla, broccoli, (diepvries-)spinazie en waterkers. Dit zijn overigens ook de groenten die vaak afvallen na een kernramp.
Groene, zwarte thee en rooibos: Bron van antioxidanten.
Van de kruiden en specerijen: Kunjit/kurkuma/geelwortel, mint en basilicum.
(Pure) chocola: Chocola met hoogstens wat suiker. Dit bevat polyfenolen en die zijn goed.
Superfoods: Chlorella en spirulina zijn (ook) algen die vol zitten met bladgroen.
Water: Schoon water bevat stabiel waterstof zodat waterstof-3 (tritium) weinig kans maakt. Drink genoeg.
Tot slot nog: bietjes, appel, worteltjes (caroteen), selderie, aloë vera, (Siberische) ginseng, zuiveringszout (‘Baking soda’, NaHCO₃ om te alkaliseren) en melatonine (drogist).
Mensen met vee voegen nog wel het pigment pruisisch blauw toe aan het voer. Het ijzercyanide complex bindt cesium (1 gram: 100…200 ml water).

Gezonde voeding bij kernrampen – © Hendrick Smit

Wie desondanks jodium wil slikken maar niet kan kopen die kan het nog zelf maken. Het veelzijdige anti-gif natriumthiosulfaat zet jodium om naar (natrium-) jodide. Natriumthiosulfaat raad ik aan voor in medicijnkastje. Dient voor veel.

Volgens mij kan met veel van deze lijst nog heerlijk gekookt worden ook. Als er nog koks onder de lezers zijn: Wie heeft er een leuk recept? Reageren kan hieronder.

Referenties:
Olson, Kent R., Poisoning & Drug Overdose, ISBN 0-8385-1315-8
– The Gary Null Show, 16 March 2011 (geen link)

Aanbevolen links:
– Ken Rohla: https://www.freshandalive.com/radiation-links
– GreenMedInfo: https://greenmedinfo.com/blog/tracking-mitigating-radiation-poisoning-inside-out-1

 

2 reacties op “Strontium aan de knikker”

    1. Dat is zéker een mooie toevoeging Anneke. Zeoliet is erg geschikt voor het binden van zware metalen en vrije radicalen in het lichaam waardoor het zich beter van deze schadelijke vervuilingen kan ontdoen.
      Wel altijd van tevoren je huisarts raadplegen of de bijsluiter goed lezen wanneer je deze een capsule of poedervorm aanschaft. 😉

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *