Slangdraak Deel XI – De zoektocht naar de Steen der Wijzen –

Opnieuw wordt de massa bevochtigd, want hoe vaker een steen wordt gedestilleerd, hoe groter zijn doordringende en kleurende vermogen (tincteren).
J.C. Barchusen, Elementa Chemicae (1718): 67-69

In de ogen van onze moderne maatschappij, die zich beschermt weet tegen explosieve mystieke ervaringen door geïnstitutionaliseerde religies en de wetenschap, moet ik door deze spirituele ervaring wel ernstige schade hebben opgelopen. Ik had God – die ikzelf liever de ENE noem – ‘ervaren’ als Transcendentie. Maar hoe onze samenleving hier ook tegen aan moge kijken, de spontane mystieke omslag had ervoor gezorgd dat ik een nieuwe en meerdimensionale wereld was ingegaan en spoorde mij nu aan op zoek te gaan naar wat er eigenlijk met mij was gebeurd. Ik was op dat ene omslagmoment overspoeld geraakt door kosmisch inzicht. Het zaad van die bovenaardse kennis had zich in mijn binnenste genesteld – maar mijn hersenen konden er maar langzaam vat op krijgen. Je kunt ‘de hemel niet in je hoofd stoppen’, gelukkig maar, maar toch had ik de sterke behoefte het een plaats te geven in mijn bovenkamer, omdat de rede voor de mens een belangrijk voertuig is. De rede staat immers open voor een grotere waarheid.

De neerslag van deze zoektocht heb ik in Slangdraak weergegeven.

Al-kimia en de Magische Drank Al-‘iksīr

Om die aansluiting met de rede te vinden begon ik boeken, artikelen en andere geschriften te lezen die lagen binnen het spirituele, het esoterische, het metafysische en het occulte. Op mijn zoektocht vond ik aanwijzingen voor mijn ervaringen in de oude heilige geschriften van de wereld, in mythen en in sprookjes, die met hun symbolische taalgebruik verschillende lagen in mijn bewustzijn openden. Maar ook esoterische boeken die geschreven werden tussen 1870 en 1945 (met name in het westen en India) bleken, naast soms zeer discutabel, ook bijzonder waardevol te zijn. Verschillende citaten uit deze periode zal ik dan ook aanhalen in Slangdraak,

met name van de esoterici Helena Blavatsky (1831 – 1891), Rudolf Steiner (1861 – 1925) en Alice Bailey (1880 – 1949).

Zo geven de volgende Regels voor Witte Magie, uit Een Verhandeling over Kosmisch Vuur (1925) van Alice Bailey, weer, hoe de ziel – hier Zonne-Engel genoemd – contact zoekt met de persoonlijkheid of zijn ‘schaduw’: De Zonne-Engel trekt zich in zichzelf terug, verspilt zijn kracht niet, doch in meditatie diep verzonken, treedt hij met zijn reflectie in verbinding. Wanneer de schaduw heeft geantwoord, wordt in diepe meditatie het werk voortgezet. Het lagere licht wordt omhoog geworpen; het grotere licht verlicht de drie (…).

In deze regel wordt beschreven hoe het ‘lagere’ kundalinivuur de roep van de Ziel – het ‘hogere’ zielenvuur – beantwoordt, en hoe de Ziel op haar beurt (1) het lichaam (Aether/Prana Lichaam en Stoffelijk Lichaam), (2) onze gedachten en (3) onze emoties (die beiden deel uitmaken van het Subtiele of Astrale Lichaam) – ‘de drie’ – verlicht. Ik herkende in de cryptische woorden en de mystieke beelden mijn omwenteling. Je zou kunnen zeggen dat, als voorheen mijn studie de archeologie was geweest, het nu de alchemie (van het Arabisch: al-kimia) was geworden. De omwenteling had mij het inzicht gegeven dat de Steen der Wijzen gezocht moest worden in mijn eigen innerlijke veranderingsproces.

Dit zette me op het spoor van het Oud Egyptische hermetisme, en de levensverlengende elixers van de Chinese en Indiase alchemisten. Een elixer (van het Arabisch: al-‘iksīr) is een magische drank (extract) in de traditie van de hemelse nectar of het hemelse brood, zoals de Somadrank uit de Veda’s, het Ambrosia van de Oude Grieken of het Bijbelse Manna. De elixers bleken in verband te staan met zowel de Steen der Wijzen, de Heilige Graal, als met het geheimzinnige vijfde element Aether, de zogenaamde ‘oerstof’ of de spiritus mundi. Deze van oorsprong waardeloze stof zou een transmutatie ondergaan waardoor deze zou worden tot het alchemistische goud.

Dit gaf me de link met mijn bovenzinnelijke ervaringen, die gepaard waren gegaan met mysterieuze, innerlijke geluiden of trillingen. Zo ging ik begrijpen dat deze geluidstrillingen in direct verband stonden met Aether, dat weer deel uitmaakt van Akasha, het universele bewustzijnsveld. (Die je zult kennen als de Akasha Kronieken)
Dat ik voor mijn gevoel op het juiste spoor zat, werd me duidelijk door mijn contact met de energieke Belg Philippe (Ajita)
Barbier. Bij deze meester in de yoga rondde ik in de jaren negentig een occulte opleiding af in de traditie van de Hatha Yoga en de
Klassieke Yoga van Patanjali, waarin hij tijdens de meditaties mede gebruik maakte van dit innerlijke geluid. Het geluid dat mij feitelijk sinds de uittreding in Egypte niet meer had losgelaten. Ik begon er achter te komen dat Aether een cruciale rol zal gaan spelen in de Nieuwe Tijd, het Watermantijdperk, dat zich astronomisch al aan het vormen is. Daarbij zou ook ons ‘innerlijke oog’ zich weer gaan openen.

De inwijding die ik had ondergaan langs een lijn van Indiase yogi’s, had me – naast een diepgaande verbondenheid met deze lijn – in contact gebracht met de aloude Indiase Yogaleer of Yogadarshana, die onlosmakelijk verbonden bleek te zijn met de al even oude hindoeïstische tantra en alchemietraditie.

De studie die ik deed naar Aether – het levenselixer of het hemelse brood – bleek naast een ‘innerlijke kant’ ook een ‘kosmische kant’ te hebben. Daar kwam ik achter doordat verschillende spirituele ervaringen een ‘kosmisch’ karakter vertoonden. Mijn interesse in de gerichtheid van oude bouwwerken op de sterrenhemel of de ‘archeo-astronomie’  begon ik dan ook in een ander licht te zien. De ervaringen die ik had gehad met piramides wezen mij erop dat er een hemels- of ‘goddelijk’ mechanisme bestaat, dat de werkelijke
achtergrond vormt van de vele archeo-astronomische bouwwerken. Deze bouwwerken vormen samen als het ware een occulte geografie die geënt was op de werking van het element Aether. Het betrof een geordend landschap van tempels, piramiden, steencirkels, wegen en heuvelvormen, die energetische lijnen, centra en poorten waren naar andere dimensies of naar het ‘hiernamaals’. Zo werden in de oudheid Hemel en Aarde verbonden.

De archeo-astronomie brengt ons weer op een ander kernthema van dit boek. Dit thema betreft de ‘ontdekking’ in de 18de en 19de eeuw, door de westerse wereld, van oude Hindoe geschriften en de daaraan verbonden opleving van de Atlantis ‘mythe’ en een verloren Gouden Tijdperk. Beiden vormen de surrealistische achtergrond van zowel het onderwerp ‘Aether’ als het onderwerp ‘occulte geografie’. Maar hoe belangrijk deze studies voor mij ook mochten zijn, het belang van mijn alledaagse ervaringen, die ik nu beleefde vanuit het nieuwe bewustzijn veroorzaakt door de omwenteling, waren voor mij essentieel. Het leven had een mythologische dimensie gekregen.

Mijn geluk en stabiliteit zouden vanaf nu afhangen van mijn vermogen gecentreerd te blijven in mijn ware zelf. Wat voor monsters of draken ik onderweg ook zou moeten overwinnen.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *